Add parallel Print Page Options

53 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Op de wijs van ‘De rietpijp.’

Dwaze mensen denken dat God niet bestaat.
Ze doen vreselijk onrechtvaardige dingen.
Zelfs niet één ervan doet wat goed is.
God kijkt vanuit de hemel naar alle mensen.
Hij zoekt of er misschien één bij is die verstandig is,
wellicht één die God zoekt.
Maar allemaal hebben zij zich van Hem afgekeerd.
Allemaal hebben zij Hem verlaten,
niemand van hen doet goed, nog niet een.
Weten zij dan helemaal niets, al die zondaars?
Zij eten mijn volk op alsof het brood is.
Zij piekeren er niet over God aan te roepen.
Zij schrikken terwijl er niets te schrikken is.
God strooit de beenderen van uw vijanden uit,
u laat hen beschaamd staan.
God heeft hen al verworpen.
Wij zien uit naar de redding van Israël,
die vanuit Jeruzalem zal komen.
Wanneer God zijn volk redding biedt,
zal Jakob jubelen en Israël vol vreugde zijn.

Psalm 53

Een lied van David, om iets van te leren. Op de wijs van 'Mahalat'. Voor de leider van het koor.

De dwaze mensen denken: 'Er is geen God.'
Ze doen vreselijke en verschrikkelijke dingen.
Er is niemand die iets goeds doet.
God kijkt vanuit de hemel omlaag naar de mensen.
Hij zoekt of er één mens nog verstandig is, één mens die naar Hem verlangt.
Maar er is niemand die leeft zoals Hij het wil.
Iedereen doet waar hij zelf zin in heeft.
Niemand doet iets goeds, helemaal niemand.
De Heer zegt:
"Is er dan helemaal niemand verstandig?
Ze doen zoveel kwaad!
Ze eten mijn volk op alsof het brood is.
Niemand van hen heeft ontzag voor Mij!"

Plotseling worden ze door angst overvallen,
terwijl er niets is om bang voor te zijn.
Maar God heeft hen bang gemaakt.
God jaagt je vijanden angst aan.
Ze vluchten voor je weg, want God heeft hen verlaten.

Kwam er van Sion maar redding voor Israël!
Als God de gevangenen van zijn volk weer terug laat komen,
dan zal het volk Israël weer blij zijn en juichen.

Psalm 53[a](A)

For the director of music. According to mahalath.[b] A maskil[c] of David.

The fool(B) says in his heart,
    “There is no God.”(C)
They are corrupt, and their ways are vile;
    there is no one who does good.

God looks down from heaven(D)
    on all mankind
to see if there are any who understand,(E)
    any who seek God.(F)
Everyone has turned away, all have become corrupt;
    there is no one who does good,
    not even one.(G)

Do all these evildoers know nothing?

They devour my people as though eating bread;
    they never call on God.
But there they are, overwhelmed with dread,
    where there was nothing to dread.(H)
God scattered the bones(I) of those who attacked you;(J)
    you put them to shame,(K) for God despised them.(L)

Oh, that salvation for Israel would come out of Zion!
    When God restores his people,
    let Jacob rejoice and Israel be glad!

Footnotes

  1. Psalm 53:1 In Hebrew texts 53:1-6 is numbered 53:2-7.
  2. Psalm 53:1 Title: Probably a musical term
  3. Psalm 53:1 Title: Probably a literary or musical term