Add parallel Print Page Options

Zonde brengt scheiding tussen God en het volk

Luister! Dit is uw vervloeking! De Here heeft die uitgesproken tegen Israël en Juda, tegen het hele volk dat Hij uit Egypte bevrijdde: ‘Uit alle volken heb Ik uitsluitend u gekozen. Daarom moet Ik u des te zwaarder straffen voor al uw zonden. Want hoe kunnen wij met elkaar praten als uw zonden ons scheiden en wij het niet eens worden? Zou Ik zonder reden brullen als een leeuw? Geloof Mij, Ik bereid Mij voor u te vernietigen. Zelfs een jonge leeuw laat door zijn grommen al merken dat hij voedsel heeft. Een val klapt pas dicht als iemand erop gaat staan, uw straf is welverdiend. De alarmklok heeft geluid. Luister en wees bang! Zal in uw land een ramp gebeuren zonder dat Ik daar de hand in heb? Maar Ik waarschuw altijd eerst, Ik vertel mijn profeten wat Ik ga doen.’

De leeuw heeft gebruld, beef van angst. De Oppermachtige Here heeft gesproken, dan moet ik er ook over profeteren.

Roep de Assyrische en Egyptische leiders vanaf de daken van hun burchten toe dat zij bijeen moeten komen en zeg: ‘Kom naar de bergen van Samaria, dan kunt u zien welke schandalige misdaden Israël heeft begaan. 10 Mijn onderdanen hebben vergeten wat het betekent het goede te doen,’ zegt de Here. ‘Hun prachtige huizen liggen vol met de buit van hun diefstallen en roofovervallen. 11 Daarom,’ zegt de Oppermachtige Here, ‘is een vijand in aantocht! Hij omsingelt hen en zal hun forten met de grond gelijkmaken en hun huizen leegplunderen.’

12 De Here zegt: ‘Een herder probeerde zijn schaap uit de klauwen van een leeuw te redden, maar het was te laat. Hij rukte alleen twee poten en een stuk van het oor uit de muil van de leeuw. Zo zal het ook zijn wanneer de Israëlieten in Samaria eindelijk weer in veiligheid zijn. Zij bezitten dan nog slechts wat schamele huisraad.’

13 ‘Luister naar deze aankondiging en maak hem in heel Israël bekend,’ zegt de Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers: 14 ‘Op dezelfde dag dat Ik Israël voor haar overtredingen straf, zal Ik de afgodsbeelden in Betel verwoesten. De horens van het altaar zullen worden afgehakt. 15 Ik zal ook de prachtige huizen van de rijken, hun winterverblijven en hun zomerhuizen, verwoesten. Hetzelfde zal Ik doen met hun ivoren paleizen.’

God maakt altijd zijn plannen bekend aan zijn profeten

De Heer zegt: Israël, luister naar wat Ik zeg tegen jullie hele volk dat Ik uit Egypte heb bevrijd. Jullie zijn het enige volk op aarde dat Ik heb uitgekozen als mijn eigen volk. Daarom zijn jullie verantwoordelijk voor wat jullie hebben gedaan. Ik zal jullie straffen voor al jullie slechte daden.

Kunnen twee mensen samen op pad gaan, als ze dat niet eerst samen afgesproken hebben? Brult een leeuw tussen de struiken, als hij geen prooi heeft? Gromt een leeuwenjong in zijn hol, als hij niets heeft gevangen? Komt een vogel in een vangnet terecht, als er geen net klaarligt? Trek je een val dicht, als er nog geen dier ingelopen is? Als in een stad alarm wordt geblazen, zouden de bewoners dan niet bang worden? Als er in een stad slechte dingen gebeuren, zou Ik dan niets doen? Maar als Ik iets ga doen, doe Ik dat nooit onverwachts. Altijd maak Ik mijn plannen eerst aan mijn profeten bekend. De leeuw heeft gebruld. Wie zou dan niet bang zijn? Ik, de Heer, heb gesproken. Welke profeet zou dan kunnen zwijgen?

Israël zal worden gestraft voor alles wat het heeft gedaan

De Heer zegt: Stuur boodschappers naar de paleizen in Asdod in Filistea en naar de paleizen in Egypte. Zeg: "Kom allemaal naar de bergen van Samaria! Dan kunnen jullie alle verwarring en ellende in Samaria zien!" 10 Want de bewoners daar doen vreselijke dingen. Door geweld en onderdrukking worden de rijken nog rijker. Er is geen eerlijke rechtspraak meer. 11 Daarom zegt de Heer: De vijand komt eraan! Hij komt van alle kanten! Hij zal jullie forten veroveren. Jullie paleizen zullen worden geplunderd. 12 Als een leeuw een schaap rooft, kan de herder hooguit een pootje of een stukje oor uit de muil van de leeuw redden. Net zo weinig zal er van jullie gered worden. Jullie hangen nu nog heerlijk lui rond op je bed. Jullie leunen gemakkelijk achterover op je bank. Maar als de vijand komt, laat hij bijna niemand van jullie over.

13 Luister. Zeg tegen het volk Israël: 14 Ik zal de bewoners van Israël straffen voor wat ze hebben gedaan, zegt de Heer, de God van de hemelse legers. Ik zal hen straffen voor de altaren in Bet-El.[a] Ik zal die altaren vernietigen. Ik zal de horens op de hoeken eraf slaan. Ik zal die altaren tot de grond afbreken. 15 Ik zal alle huizen verwoesten: de winterhuizen en de zomerhuizen. Al die mooie ivoren paleizen en huizen van de rijken zullen verdwijnen, zegt de Heer.

Footnotes

  1. Amos 3:14 In Bet-El had koning Jerobeam van Israël een gouden kalf laten neerzetten om te aanbidden. Lees 1 Koningen 12:26-29.

Witnesses Summoned Against Israel

Hear this word, people of Israel, the word the Lord has spoken against you(A)—against the whole family I brought up out of Egypt:(B)

“You only have I chosen(C)
    of all the families of the earth;
therefore I will punish(D) you
    for all your sins.(E)

Do two walk together
    unless they have agreed to do so?
Does a lion roar(F) in the thicket
    when it has no prey?(G)
Does it growl in its den
    when it has caught nothing?
Does a bird swoop down to a trap on the ground
    when no bait(H) is there?
Does a trap spring up from the ground
    if it has not caught anything?
When a trumpet(I) sounds in a city,
    do not the people tremble?
When disaster(J) comes to a city,
    has not the Lord caused it?(K)

Surely the Sovereign Lord does nothing
    without revealing his plan(L)
    to his servants the prophets.(M)

The lion(N) has roared(O)
    who will not fear?
The Sovereign Lord has spoken—
    who can but prophesy?(P)

Proclaim to the fortresses of Ashdod(Q)
    and to the fortresses of Egypt:
“Assemble yourselves on the mountains of Samaria;(R)
    see the great unrest within her
    and the oppression among her people.”

10 “They do not know how to do right,(S)” declares the Lord,
    “who store up in their fortresses(T)
    what they have plundered(U) and looted.”

11 Therefore this is what the Sovereign Lord says:

“An enemy will overrun your land,
    pull down your strongholds
    and plunder your fortresses.(V)

12 This is what the Lord says:

“As a shepherd rescues from the lion’s(W) mouth
    only two leg bones or a piece of an ear,
so will the Israelites living in Samaria be rescued,
    with only the head of a bed
    and a piece of fabric[a] from a couch.[b](X)

13 “Hear this and testify(Y) against the descendants of Jacob,” declares the Lord, the Lord God Almighty.

14 “On the day I punish(Z) Israel for her sins,
    I will destroy the altars of Bethel;(AA)
the horns(AB) of the altar will be cut off
    and fall to the ground.
15 I will tear down the winter house(AC)
    along with the summer house;(AD)
the houses adorned with ivory(AE) will be destroyed
    and the mansions(AF) will be demolished,(AG)
declares the Lord.(AH)

Footnotes

  1. Amos 3:12 The meaning of the Hebrew for this phrase is uncertain.
  2. Amos 3:12 Or Israelites be rescued, / those who sit in Samaria / on the edge of their beds / and in Damascus on their couches.