Add parallel Print Page Options

Historisch overzicht

Dit zijn de vroegste generaties van de mensheid: Adam, Seth, Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch, Metuselach, Lamech, Noach, Sem, Cham en Jafet. De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesech en Tiras. De zonen van Gomer waren Askenaz, Difath en Togarma. De zonen van Jawan waren Elisa, Tarsisa, de Kittieten en de Rodanieten. De zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän. De zonen van Kus waren Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha. De zonen van Rama waren Seba en Dedan. 10 Nimrod, die later een beroemde held werd, was ook een zoon van Kus. 11 De families die naar de zonen van Misraïm werden genoemd, waren de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, 12 de Naftuhieten, de Pathrusieten, de Kashluhieten, de voorvaders van de Filistijnen, en de Kaftorieten. 13 Onder Kanaäns zonen bevonden zich ook zijn oudste zoon Sidon 14 en Heth. Kanaän was tevens de voorvader van de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten, 15 de Chiwwieten, de Arkieten, 16 de Sinieten, de Arwadieten, de Semarieten en de Hamatieten. 17 De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arfachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether en Mesech. 18 Arfachsads zoon was Selach en Selachs zoon was Eber. 19 Eber had twee zonen: Peleg, die zo heette omdat tijdens zijn leven de aarde werd verdeeld, en zijn broer Joktan. 20 De zonen van Joktan waren Almodad, 21 Selef, Chasarmawet, Jerah, Hadoram, 22 Uzal, Dikla, Ebal, Abimaël, 23 Seba, Ofir, Chawila en Jobab. 24 De zoon van Sem was Arfachsad, de zoon van Arfachsad was Selach, 25 de zoon van Selach was Eber, 26 de zoon van Eber was Peleg, de zoon van Peleg was Reü, de zoon van Reü was Serug, de zoon van Serug was Nachor, 27 de zoon van Nachor was Terach, de zoon van Terach was Abram, die later Abraham werd genoemd.

28 Abrahams zonen waren Isaak en Ismael. 29 De zonen van Ismaël waren Nebajot, de oudste, Kedar, 30 Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, 31 Jetur, Nafis en Kedema. 32 Abraham kreeg ook zonen van zijn bijvrouw Ketura. Dat waren achtereenvolgens Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. Joksans zonen waren Seba en Dedan. 33 De zonen van Midjan waren Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä. Dit waren de nakomelingen die Abrahams bijvrouw Ketura hem gaf.

34 Abrahams zoon Isaak had twee zonen: Esau en Israël. 35 De zonen van Esau waren Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach. 36 De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek. 37 De zonen van Reüel waren Nahat, Zerach, Samma en Mizza. 38 Tot de zonen van Esau behoorden tevens Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Ezer en Disan. Lotans zonen waren: Chori en Homam. 39 Lotan had ook nog een zuster, die Timna heette. 40 De zonen van Sobal waren Aljan, Manahath, Ebal, Sefi en Onam. Sibons zonen waren Ajja en Ana. 41 De zoon van Ana was Dison en deze Dison had de volgende zonen: Hamran, Esban, Jitran en Keran. 42 De zonen van Ezer waren Bilhan, Zaäwan en Jaäkan. Disan had twee zonen: Uz en Aran.

43 Hier volgen de namen van de koningen van Edom, die regeerden voordat een koning over Israël regeerde: Bela, de zoon van Beor, die in de stad Dinhaba woonde. 44 Na de dood van Bela werd Jobab, de zoon van Zerach uit Bosra, de nieuwe koning. 45 Toen Jobab stierf, volgde Husam uit de streek van de Temanieten, hem op. 46 Na diens dood werd Hadad, de zoon van Bedad, koning. Hij regeerde vanuit de stad Awit. Hij was het die het leger van Midjan in de velden van Moab versloeg. 47 Na de dood van Hadad, besteeg Samla uit Masreka de troon. 48 Na Samlaʼs overlijden kwam Saul uit de aan de rivier gelegen stad Rechobot aan de macht. 49 Toen Saul stierf, stond Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, klaar om hem op te volgen. 50 Na de dood van Baäl-Hanan werd Hadad koning en regeerde vanuit de stad Pahi. Zijn vrouw heette Mehetabel, zij was een dochter van Matred en een kleindochter van Me-Zahab. 51-54 Na Hadads dood waren de volgende mannen de stamhoofden van Edom: Timna, Alja, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibzar, Magdiël en Iram.

Namenlijst vanaf Adam tot aan de kleinzonen van Abraham

Adam, Set, Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch, Metusala, Lamech, Noach, Sem, Cham en Jafet.

De zonen van Jafet waren: Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras. De zonen van Gomer waren: Askenaz, Difat en Togarma. De zonen van Javan waren: Elisa en Tarsisa, de Kittieten en de Dodanieten.

De zonen van Cham waren: Kush en Mizraïm, Put en Kanaän. De zonen van Kush waren: Seba, Havila, Sabta, Raëma en Sabtecha. De zonen van Raëma waren: Scheba en Dedan. 10 Kush kreeg ook Nimrod. Nimrod was de eerste grote heerser op aarde. 11 Mizraïm werd voorvader van de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuhieten, 12 de Patrusieten, de Kasluhieten (uit hen zijn de Filistijnen ontstaan), en de Kaftorieten. 13 Kanaän werd vader van Sidon, zijn oudste zoon, en Het. 14 Hij werd de voorvader van de Jebusieten, Amorieten, Girgasieten, 15 Hevieten, Arkieten, Sinieten, 16 Arvadieten, Zemarieten en Hamatieten.

17 De zonen van Sem waren: Elam, Assur, Arpachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Geter en Mesech. 18 Arpachsad kreeg een zoon: Sela. Sela kreeg een zoon: Heber. 19 Heber kreeg twee zonen: de ene heette Peleg (= 'scheiding'), want in zijn dagen werd de aarde gedeeld. Zijn broer heette Joktan. 20 De zonen van Joktan waren: Almodad, Selef, Hazarmavet, Jera, 21 Hadoram, Uzal, Dikla, 22 Ebal, Abimaël, Scheba, 23 Ofir, Havila en Jobab. Dat waren alle zonen van Joktan.

24 Dus Sem kreeg Arpachsad. Arpachsad kreeg een zoon: Sela. 25 Sela kreeg een zoon: Heber. Heber kreeg een zoon: Peleg. Peleg kreeg een zoon: Rehu. 26 Rehu kreeg een zoon: Serug. Serug kreeg een zoon: Nahor. Nahor kreeg een zoon: Terach. 27 Terach kreeg een zoon: Abram (die later Abraham heette).

28 De zonen van Abraham waren: Izaäk en Ismaël.

29 De oudste zoon van Ismaël was Nebajot. Verder kreeg Ismaël: Kedar, Adbeël, Mibsam, 30 Misma en Duma, Massa, Hadad en Tema, 31 Jetur, Nafis en Kedma. Dit zijn de zonen van Ismaël.

32 Abrahams bijvrouw Ketura kreeg ook zonen: Zimran, Joksan, Medan, Midian, Jisbak en Sua. De zonen van Joksan waren Scheba en Dedan. 33 De zonen van Midian waren: Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä. Dit waren kleinzonen van Ketura.

34 Dus Abraham kreeg Isaäk. Isaäk kreeg twee zonen: Ezau en Israël.[a] 35 De zonen van Ezau waren: Elifaz, Rehuël, Jehus, Jaëlam en Korach. 36 De zonen van Elifaz waren: Teman en Omar, Zefi en Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek. 37 De zonen van Rehuël waren: Nahat, Zera, Samma en Mizza.

38 De zonen van Seïr[b] waren: Lotan, Sobal, Zibeon, Ana, Dison, Ezer en Disan. 39 De zonen van Lotan waren: Hori en Homam. De zus van Lotan heette Timna. De zonen van Sobal waren: Aljan, Manahat, Ebal, Sefi en Onam. 40 De zonen van Zibeon waren: Aja en Ana. 41 De zoon van Ana was Dison. De zonen van Dison waren: Hamran, Esban, Jitran en Keran. 42 De zonen van Ezer waren: Bilhan, Zaävan en Akan. De zonen van Disan waren: Uz en Aran.

De lijst van koningen van Edom

43 Dit is de lijst van koningen die over Edom[c] regeerden voordat de Israëlieten een koning hadden:

Bela, de zoon van Beor, in de stad Dinhaba.

44 Toen Bela stierf, werd in zijn plaats Jobab koning, de zoon van Zera, uit Bozra.

45 Toen Jobab stierf, werd in zijn plaats Husam koning, uit het land der Temanieten.

46 Toen Husam stierf, werd in zijn plaats Hadad koning, de zoon van Bedad. Hij versloeg Midian in het veld van Moab. Hij woonde in de stad Avit.

47 Toen Hadad stierf, werd in zijn plaats Samla koning, uit Masreka.

48 Toen Samla stierf, werd in zijn plaats Saul koning, uit Rehobot aan de rivier.

49 Toen Saul stierf, werd in zijn plaats Baäl-Hanan koning, de zoon van Achbor.

50 Toen Baäl-Hanan stierf, werd in zijn plaats Hadad koning. Hij woonde in de stad Pahi. Zijn vrouw heette Mehetabeël en was een dochter van Matred, die een dochter was van Mezahab.

51 Toen Hadad stierf, regeerden de volgende mannen over Edom: Timna, Alja, Jetet, 52 Oholibama, Ela, Pinon, 53 Kenaz, Teman, Mibzar, 54 Magdiël en Iram. Zij regeerden allemaal over Edom.

Footnotes

  1. 1 Kronieken 1:34 Ezau wordt in de bijbel ook vaak Edom genoemd. Lees Genesis 25:30. Israël was de nieuwe naam van Jakob. Lees Genesis 32:28.
  2. 1 Kronieken 1:38 Het land heette eerst Seïr, naar hun voorvader. De Horieten woonden daar al in de tijd van Abraham, dus lang voordat Ezau kwam. De namen die hier genoemd worden zijn Horietische stamhoofden. Lees Genesis 36:20 en 21. Later ging Ezau in Seïr wonen. Toen werd het gebied Edom genoemd, naar Ezau die ook Edom genoemd werd. (Lees Genesis 25:30) Van hem stammen de Edomieten af.
  3. 1 Kronieken 1:43 Zo ging het land Seïr heten toen Ezau er met zijn familie was gaan wonen. Deze lijst zijn de stamhoofden die heersten vóórdat Ezau er kwam wonen. Lees ook Genesis 36:31-43.